
Het overspelige gras
Louis Ferron
Zelden zo’n naargeestige, treurigstemmende maar wel mooie roman gelezen.
Het draait om een adelijke familie in de Achterhoek.
De jongte telg, Eduard van Lookeren, is het personage waar het in dit verhaal om draait. We maken kennis met hem als hij al oud is en in het koetshuis woont van het voormalige Achterhoekse Landgoed Enghuizen ooit bezit van de familie.
Eduard is 'grootgebracht' door Jacob, de knecht die al diende onder zijn grootvader. Jacob blijkt een crusiale rol in de drie generaties Van Lookeren te spelen. Grootvader Eduard I is jong gestorven doordat hij onder een boom kwam die gerooid werd door Jacob, Eduard II is als jong kind getuige van dit ongeluk.
De eerste daad die hij stelt als opvolger is Jacob weer aannemen...
Eduard II huwt Agathe Bramentloo, een verstandshuwelijk. Hij heeft geld, zij is van een degelijk adelijk geslacht. Ze krijgen een dochter en een zoon, Eduard III.
Aanvankelijk groeit Eduard op als vriendelijke, zij stille, jongen. Hij speelt met de 'boerenkinkels' en Jacob leert hem alles over de natuur en het landgoed, wat hem goed van pas zal komen als hij de taak van zijn vader overneemt, denkt hij...
Zelden komt de familie buiten de streek, aan de andere kant van de rivier wonen de Hollanders. De enige keren dat grootvader en vader wél de streek verlieten is in hun studietijd. Ook Eduard III studeert, maar De Tweede Wereldoorlog breekt uit. Dit is aanvankelijk nauwelijks van invloed op de familie. Zij zijn verheven boven het 'gewone' volk, hebben eten genoeg en de bombardementen zijn ver van hun bed...
In het huis van Eduards oom worden Duitse gewonde militairen ondergebracht. Zo ook Eilov, Freiherr von Tresckow. Deze Tresckow verandert het hele leven van Eduard.
Niemand weet waarom Tresckow in dat huis is, hij lijkt niet gewond maar aangenomen wordt dat hij een 'geestelijke' wond heeft. Hij is immers kunstschilder.
Dat hij een Duitser is, doet er weinig toe, hij is immers ook van goede komaf, en in de sfeer van ons kent ons wordt er gewoon met hem omgegaan.
Eduard raakt, evenals zijn neef Stefan, gefascineerd door deze man. Aanvankelijk neemt hij aan dat Tresckow geïnteresseerd is in zijn zus. Maar tot haar woede wijst hij haar af. Tresckow laat Eduard kennis maken met Rilke, Holbein, Kant en Eduard blijkt een gretige leerling, hij verslindt kunstboeken en raakt hoe langer hoe meer in zichzelf gekeerd. Hij gaat zichzelf vragen stellen over hoe belangrijk de familieband is, of het wel de moeite waard is zijn leven zodanig in te richten, zoals hij zelf ook verwachtte, vanwege zijn familienaam en het bezit.
Tresckow is bijna bezeten van de bissetrice, de lijn die loodrecht op een zijde van een driehoek staat. Alles is, volgens Tresckow, terug te brengen tot een driehoek en de bissertrice. Ook zijn schilderkunst staat in het teken daarvan. Het gaat Tresckow om het laten zien van de naakte realiteit. Hij verafschuwt de schilders die emotie laten zien. Hij streeft naar het wiskundige, de van alle menselijkheid ontdane kunst. Daardoor zal zich de kern, het wezen, zich openbaren volgens hem. Aanvankelijk duizelt het Eduard en is Tresckow ongeduldig als Eduard niet blijkt te snappen wat hij vertelt.
Ondertussen blijft Tresckow een afstandelijke, bijna onzichtbare, niet te doorgronden man.
Eduard ontdekt dat hij homoseksuele gevoelens heeft voor deze man die op zijn beurt deze gevoelens ook aangewakkert heeft.
Het geslacht Van Lookeren sterft dan ook uit, Eduard III zal nooit trouwen...
Het trieste in dit verhaal is dat Eduard dankzij de omgang met Tresckow totaal de zin van het leven verliest. Door de ideeën van deze man wordt alles van menselijke waarde ontkracht. Daarnaast is er nog het trieste verhaal van de drie generaties Van Lookeren, die veel hebben moeten laten en door de vingers hebben moeten zien om toch vooral hun naam en onaantastbaarheid niet te schaden. En Jacob? Jacob is in feite de enige werkelijke mens in het verhaal...
Het verhaal is af en toe moeilijk te volgen, soms denk je bijv. dat Eduard aan het 'woord' is en dan blijkt het neef Stefan te zijn. Ook de zinnen zijn met veel tussenzinnetjes geschreven, zodat je de zinnen opnieuw moet lezen om ze daadwerkelijk te kunnen begrijpen.
Ferron wordt op de flaptekst vergeleken met Thomas Mann maar dat vind ik niet terecht. Thomas Mann is in vergelijking met Ferron glashelder en waar Ferron afdaalt in somber, filosofisch, soms bijna onbegrijpelijk gepeins, legt Mann uit.
Opvallend is dat ook in de personages steeds de driehoek terugkeert. Eduard I, II en III.
Eduard III, zijn zus en neef als jongere generatie.
Tresckow, oom Oscar, Eduard II als oudere generatie.
Neef Stefan, Eduard III en Tresckow in hun onderlinge strijd om genegenheid/aandacht enz.
Met Jacob als bissetrice?
© Ditte
juli 2007
Geen opmerkingen:
Een reactie posten